Sfeerbeelden – Liederen rond 1800: Urszula Danielewicz – pianoforte en Maria Valdmaa – sopraan
25 mei 2014 | 16.45 uur
| ,

Sfeerbeelden – Liederen rond 1800
Het Koninklijk Conservatorium in Den Haag verbindt de fortepianiste Urszula Danielewicz, geboren in Polen, met de Estlandse sopraan Maria Valdmaa. Beiden hebben al op de grote podia gestaan en met grote musici gewerkt: Gustav Leonard, Claudio Abbado, Colin Davies. In ‘Sfeerbeelden’ op zondag 25 mei 2014, begeleidt Ula op pianoforte (Stodart vleugel, 1815 / Sweelinck Coll.) Maria’s vertolking van liederen uit de periode, die de 18de met de 19de eeuw verbindt.
programma:
August Heinrich von Weyrauch (1788 – 1865).
1. Das Lüftchen. Text Vassili Shukowsky (1783 – 1852)
Johann Friedrich Bonneval la Trobe (1769 – 1845).
2. Mai Lied. Text Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832)
A. H. von Weyrauch
3. Brennende Liebe. Text Julius Mosen (1803 – 1867)
Frédéric Chopin (1810 – 1849).
4. Mazurka Op. 17. No. 4
5. Mazurka Op. 24. No. 2
6. Valse Op. 64. No. 1
Johann Friedrich Reichardt (1752 – 1814)
7. Trost in Thränen. Text J. W. von Goethe
Carl Friedrich Zelter (1758 – 1832).
8. An Mignon. Text J. W. von Goethe
9. Neue Liebe, neues Leben. Text J. W. von Goethe
J. F. Reichardt
10. Rastlose Liebe. Text J. W. von Goethe
PAUZE
F. Chopin
11. Polonaise Op. 26. No. 1
12. Życzenie Op 74. No. 1. Text Stefan Witwicki (1801 – 1847)
13. Moja pieszczotka Op. 74. No 12. Text Adam Michiewicz (1798 – 1855)
14. Pierścień Op 74. No. 14. Text S. Witwicki
15. Fantasie – Impromptu Op. 6
H. A. von Weyrauch
16. Sängers Winterlied I & II. Text after William Shakespeare
Urszula Danielewicz
Urszula Danielewicz heeft masterdiploma’s in klavecimbel, pianoforte en economie. Sinds september 2012 werkt als fortepiano begeleidster bij de Oude Muziekafdeling aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ze is gespecialiseerd in de uitvoering van zowel oude als hedendaagse muziek op authentieke instrumenten.
Urszula begon met pianospelen toen ze vijf jaar oud was maar al snel voelde ze zich aangetrokken tot de werken van klassieke componisten alsook J.S. Bach. Al vroeg speelde ze de polyfone composities van Bach en in 1991 won ze het Johann Sebastian Bach concours in Gorzów Wielkopolski in Polen. Daar ze het pad van haar muzikale inspiratie bleef volgen, ontdekte ze de klavecimbel en raakte ze betoverd door zijn schitterende mogelijkheden. Met de intentie uitvoerend musicus te worden, concentreerde ze zich op klavecimbel en studeerde ze bij beroemde musici in Polen, Frankrijk en Nederland. In 2005, onder toezicht van Marta Kaczmarska, behaalde ze haar master in klavecimbel aan de Akademia Muzyczna in Wrocław. Ze kreeg een ‘French Government Scholarship’ toegewezen en vervolgde haar studie in Parijs met Elisabeth Juaye. Daarna vertrok ze naar Den Haag waar ze studeerde bij Jacques Ogg. In 2008 behaalde ze daar haar bachelor, waarna ze een jaar master studeerde bij Bob van Asperen aan het Conservatorium van Amsterdam.
Tijdens haar verblijf in Den Haag begon ze nog een ander klassiek instrument te studeren: de pianoforte, die haar fascineerde met zijn verfijnde toon en rijke dynamische mogelijkheden. Dit liet haar toe, om haar repertoire uit te breiden met klassieke en vroeg-romantische werken. Ze studeerde kamer- en solomuziek met beroemde pianisten en docenten, Stanley Hoogland en Bart van Oort.
Tijdens haar studie heeft Urszula zowel in Polen als in Nederland opgetreden. Ze nam deel aan de volgende festivals: Forum Musicum (randconcerten), Internationale Muziekfestival Euro Silezië, Days of Harpsichord Music, Musica Polonica Nova, May with Early Music, Utrecht Oude Muziekfestival (randconcerten) en Bach Festival Dordrecht. In Festival Classique Den Haag werd ze samen met zangeres Maria Valdmaa geselecteerd om deel te nemen aan het programma ‘Talent”. Ze nam deel aan verschillende radiouitzendingen in de Dr. Anton Philipzaal in Den Haag. Tevens was ze semi-finaliste in het XV International J.S. Bach Wettbewerb, een klavecimbelcompetitie in Leipz
g.
Urszula Danielewicz kreeg de ‘Scholarship of the French Government’, de Beurs van het Gouverneurschap van Wrocław en Beurzen van de Gemeente Wrocław toegewezen. Ze verfijnde haar vaardigheden door deel te nemen aan masterclasses met voorname artiesten zoals Gustav Leonhardt, Nicholas Parle, Ketil Haugsand en Viviana Sofronitzky.
Maria Valdmaa
Estlandse sopraan Maria Valdmaa begon met zeven jaar in een schoolkoor zingen voordat ze ook solistisch bij het Estse Television Girls’ Choir optrad. Concertreizen als lid van het World Youth Choir voerden haar naar Zuid-Korea, Japan, Israël, België en Spanje.
Naast haar studies van de Estse taal en literatuur op de Tallinn University, begon Maria zanglessen te volgen aan de Tallinn Georg Ots’ Music school. Haar masters diploma in Oude Muziek Zang heeft ze aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Lenie van den Heuvel, Jill Feldman, Michael Chance en Peter Kooij behaald. Als veelgevraagd soliste trad Maria op in Bachs Johannespassie en het Weihnachtsoratorium, G. F. Händels Messiah, J. Haydns Nelson Mass, W. A. Mozarts Requiem en Vesperae solennes de confessore, in A. Vivaldi’s Gloria en verschillende cantates van Bach. Ze trad ook in opera’s op, zoals in de titelrol in Jacopo Peri’s Euridice (onder Christina Pluhar), als Gasparina in Haydns La Canterina (onder Sigiswald Kuijken), als Zerlina in Mozarts Don Giovanni (met Opera2Day) en als Angelica in Händels Orlando.
In 2013 won ze de tweede prijs in het Concours Premio Fatima Terzo in Vicenza en in 2014 won zij de tweede prijs en de publieksprijs in de Händel Singing Competition in Londen.
Als ensemblezanger werkt Maria regelmatig met het Nederlands Kamerkoor, De Nederlandse Bachvereniging, Estonian Philharmonic Chamber Choir en Ensemble Vox Luminis.
Over het programma:
Het muzikale leven rond 1800 in de steden van de huidige Baltische staten stond onder invloed van Duitse, Poolse en Tsjechische musici. Hoewel deze staten in 1721 door de Russen veroverd werden en tot 1918 deel uitmaakten van het Tsarenrijk, was er op cultureel gebied een sterke Duitse invloed door de aanwezigheid van een Duitstalige elite, die Deutschbalten genoemd werd. Deze Baltische Duitsers bekleedden als dienaren van de tsaar hoge functies in het bestuur en leger, terwijl de Esten vaak lijfeigenen waren die op het land werkten of in de steden de onderklasse vormden.
Steden als Riga waren een tussenstop voor musici op weg naar Sint-Petersburg. Onder andere de violist Louis Spohr en de pianisten Liszt en John Field gaven in Riga concerten. Bachs laatste leerling Müthel werkte tussen 1753 en 1788 eveneens in Riga.
Ook in het culturele leven van Polen, dat in de 18de eeuw door Rusland, Pruisen en Oostenrijk veroverd werd, vinden we een mengsel van Duitse en Poolse invloeden.
In het programma van vandaag presenteren sopraan Maria Valdmaa uit Estland en fortepianiste Urszula Danielewicz uit Polen naast zelden gehoorde liederen van Chopin ook werk van componisten die rond 1800 in steden als Riga, Dorpat (tegenwoordig Tartu) en Koningsbergen (vandaag Kaliningrad) leefden en werkten.
August Heinrich von Weyrauch werd in 1788 geboren in Riga in het huidige Letland als zoon van een postmeester. Verder weten we weinig over hem. Na zijn schooltijd werkte hij eerst als boekhouder bij de post in Riga. Het is niet bekend bij wie hij zijn muzikale opleiding kreeg. In 1808 was hij uitgever van Iris, een “weekblad voor dames” waarin hij zijn eerste literaire wer- ken, liederen en composities voor piano publiceerde. Vanaf 1820 werkte Von Weyrauch aan de universiteit Dorpat in Lijfland (ruwweg het gebied van de huidige staten Estland en Letland) als lector in de Duitse taal. Tussen 1820 en 1827 produceerde hij vijf bundels met 54 liederen op teksten van Goethe, Schiller en hemzelf. Deze liederen vormden het hoogtepunt van zijn werk. De schrijver Jegór von Sivers schreef in 1855 in zijn boek over Duitse dichters in Rusland dat Von Weyrauchs liederen „eine überraschende Fülle origineller, mit unwiderstehlicher Gewalt in das Gemüth eindringender und im Gedächtnis haftender Melodien“ bevatten. Sommige van zijn liederen werden lang als composities van Franz Schubert beschouwd.
Johann Friedrich Bonneval de La Trobe werd geboren in Chelsea in Engeland in een familie van Hugenoten. Na de dood van zijn vader ging hij naar Jena in Duitsland, waar hij geneeskunde ging studeren. Vanaf 1793 werkte hij als arts, huisleraar, rechter, rentmeester op een landgoed en als organist in Baltische steden zoals Heimtali, Põltsamaa en Pilistvere. Vanaf 1829 woonde hij in Dorpat waar hij deelnam aan het muzikale leven aan de universiteit. Hij richtte verschil- lende muziek- en liedverenigingen op en in 1835 een Zangacademie. Bonneval de La Trobe schreef ongeveer 200 werken waaronder liederen, vioolsonates, divertimenti, en koorwerken zo- als een Stabat Mater, dat door Mendelssohn-Bartholdy bij Breitkopf in Leipzig uitgegeven werd.
Johann Friedrich Reichardt werd in Koningsbergen geboren. Terwijl hij vandaag niet echt be- kend meer is, gold hij toen als een van de meest productieve componisten van zijn tijd, die bo- vendien op literair gebied belangrijke werken afleverde. Zijn vader was stadsmusicus, die hem het vioolspel leerde en hem op zijn reizen door Oost-Pruisen presenteerde als wonderkind. Rei- chardt verwerkt deze voor hem moeilijke tijd later in zijn roman “Heinrich Gulden”. Aange- spoord door Immanuel Kant ging hij rechten en filosofie studeren. In 1771 ondernam hij een studiereis door Noord-Duitsland, die hem onder andere naar Hamburg voerde. Daar ontmoette hij Carl Philipp Emanuel Bach, die een grote indruk op hem maakte. Door Franz Benda kwam hij aan het hof van Frederik de Grote terecht waar hij een aanstelling als kapelmeester kreeg. Hij maakte kunstreizen onder andere naar Italië, Engeland en Frankrijk waar hij in aanraking kwam met revolutionaire ideeën die hem erg aanspraken. In 1792 publiceerde Reichardt anoniem zijn eerste boek “Vertraute Briefe aus Paris”. Het raakte echter bekend dat hij de schrijver was en zo werd hij als sympathisant van de revolutie van zijn functie aan het Pruisische hof ontheven. Reichardt trok zich terug op zijn landgoed bij Halle dat als “Herberge der Romantik” bekend stond en regelmatig belangrijke tijdgenoten herbergde. Hij publiceerde verschillende periodieken over cultuur, literatuur en muziek en werkte een aantal jaren nauw samen met Goethe aan de beste manier om diens gedichten te toonzetten. De liederen in dit programma komen voort uit deze samenwerking. De relatie werd echter na enkele jaren door Goethe verbroken. Diens nieuwe favoriete componist werd Carl Friedrich Zelter.
De Berlijner Zelter was de zoon van een metselaar en bekwaamde zich eerst ook in dit hand- werk. Als autodidact leerde hij zichzelf muziek, werd lid van een theaterorkest en van de door Fasch opgerichte Berliner Singakademie, de eerste muziekacademie van die soort. Hij richtte een belangrijke muziekschool op en beheerde de bouw van het nieuwe gebouw van de Singakademie vlakbij de Brandenburger Tor. Naast zijn werk als uitvoerend musicus en metselaar, besteedde hij veel tijd aan het lesgeven. Tot zijn belangrijkste leerlingen hoorden Felix en Fanny Mendelssohn-Bartholdy en Giacomo Meyerbeer. Goethe schreef over Zelter: „In Gesprächen ist Zelter genial und trifft immer den Nagel auf den Kopf […] Er kann bei der ersten Begegnung etwas sehr derb, ja mitunter sogar etwas roh erscheinen. Allein, das ist nur äußerlich. Ich kenne kaum jemanden, der zugleich so zart wäre wie Zelter.“
Over de in 1810 bij Warschau geboren Fryderyk Franciszek Chopin hoeven we verder niet veel te zeggen. Hij was een van de beste pianisten en improvisatoren van zijn tijd. Zijn composities voor dat instrument horen tot de belangrijkste pianowerken.
Minder bekend zijn de twintig liederen die hij schreef. U hoort er vandaag enkele van.
J. Boysen © Stichting Musica Antica da Camera